De Wet arbeidsmarkt in balans (WAB), die sinds 1 januari 2020 van kracht is, regelt dat oproepkrachten na elke 12 maanden dienstverband recht hebben op een vaste urenomvang. Dit betekent dat wanneer een oproepkracht gedurende 12 maanden op basis van een nul-urencontract of min-maxcontract heeft gewerkt, de werkgever verplicht is om aan de werknemer “jaarlijks” een aanbod te doen voor een vast aantal uren per week. Dit aantal uren moet gebaseerd zijn op het gemiddelde aantal uren die de oproepkracht heeft gewerkt gedurende deze 12 maanden.
Vereisten aanbod
Het aanbod voor een vaste urenomvang moet schriftelijk of elektronisch worden gedaan door de werkgever: dit kan door middel van een brief of een e-mail. De werknemer heeft vervolgens een maand de tijd om dit aanbod te accepteren of af te wijzen. Als de werknemer het aanbod accepteert, worden de uren die zijn aangeboden zijn nieuwe contracturen. Dit betekent dat de werknemer dan voortaan werkt op basis van vaste uren en niet meer op basis van een nul-urencontract of min-maxcontract. Accepteert de werknemer het aanbod niet? Dan verandert er ook niets. De werkgever is dan wel nog verplicht om na elke 12 maanden (jaarlijks) een nieuw aanbod te doen aan de werknemer.
Voor welke werknemers geldt het?
Het is belangrijk om te weten dat deze regeling niet alleen geldt voor oproepkrachten die 12 maanden in dienst zijn. Ook oproepkrachten die minimaal 3 maanden in dienst zijn mogen de werkgever verzoeken om vaste uren over het gemiddelde aantal uren van de 3 maanden dienstverband. Daarnaast geldt deze regeling alleen voor oproepkrachten die op basis van een nul-urencontract of min-maxcontract werken.
Geen aanbod leidt tot loonvordering
In sommige gevallen kan het voorkomen dat een werkgever het aanbod voor een vaste urenomvang niet of te laat doet, terwijl dit wel verplicht is. In dit geval heeft de werknemer recht op achterstallig loon. De werkgever is dan verplicht om het gemiddelde van het aantal uren over de 12 maanden te betalen aan de werknemer.